Aanwezig

Jos Tordoor, voorzitter

Nele Geudens, burgemeester

Jan Melis, Roger Verheyen, Luc Lievens, Jan Peys, schepenen

Mannu Dox (bijgestaan door vertrouwenspersoon overeenkomstig art.18 Gemeentedecreet), Cris Rutten, Heidi Suls, Walter Verbraeken, François Tielemans, Jo Laenen, Griet Convens, Rony Schuer, Joris Janssens, Paul Van Dooren, Frans Van Meensel, Peter Van den Broeck, Brigitte Peremans, raadsleden

Linda Degeest, vertrouwenspersoon van Mannu Dox

 

Afwezig

Fons Hannes, schepen

Wim Nysmans, raadslid

 

 

FEITEN EN CONTEXT

In zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn van 25 januari 2021 werd in uitvoering van het VIA6-akkoord voorzien in een aangepaste regeling van de eindejaarstoelage 2020 voor bepaalde OCMW-personeelsleden ressorterende onder het VIA6-akkoord, zijnde in concreto voor de personeelsleden tewerkgesteld binnen woonzorgcentrum De Berk en bij de dienst gezinszorg.

Voor deze personeelsleden werd het variabele gedeelte van de eindejaarstoelage 2020 verhoogd van 2,5 % tot 3,6 % van het jaarsalaris. Voor de personeelsleden tewerkgesteld binnen woonzorgcentrum De Berk werd er tevens voorzien in een verhoging van het forfaitaire gedeelte van de eindejaarstoelage tot 1 288,43 euro, waardoor dit forfaitaire gedeelte op hetzelfde bedrag kwam als bij de overige OCMW-personeelsleden.

Ingevolge VIA6 is voor deze personeelsleden de verhoging van de eindejaarstoelage eveneens recurrent voorzien vanaf de eindejaarstoelage 2021.

Daarnaast werd op 9 juni 2021 binnen de schoot van het syndicaal onderhandelingscomité C1, voor de provinciale en lokale besturen onderafdeling Vlaanderen, een sectoraal akkoord afgesloten van toepassing op de personeelsleden bij de lokale besturen waarin eveneens voorzien wordt in eenzelfde recurrente verhoging van het variabele gedeelte van de eindejaarstoelage van 2,5 % tot 3,6 % van het jaarsalaris vanaf de eindejaarstoelage 2021.

De voormalige maximale begrenzing van de eindejaarstoelage tot een twaalfde van het jaarsalaris valt weg.

In de omzendbrief van 24 juni 2021 informeerde de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen de lokale besturen onder meer omtrent dit afgesloten sectoraal akkoord.

Er wordt dan ook voorgesteld deze nieuwe regeling met verhoogde eindejaarstoelage vanaf de eindejaarstoelage 2021 in te schrijven in artikel 188 van de rechtspositieregeling voor het personeel van het OCMW Meerhout.

 

Deze voorgestelde aanpassing van de rechtspositieregeling werd:

          besproken in het syndicaal overleg en onderhandelingscomité op 8 oktober 2021

          besproken en gunstig geadviseerd door het managementteam op 5 oktober 2021.

 

JURIDISCHE GRONDSLAG

          decreet lokaal bestuur van 22 december 2017

          besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel

          besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn

          de rechtspositieregeling voor OCMW-personeelsleden zoals vastgesteld in zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn van 27 juli 2011 en zoals tot op heden gewijzigd, een laatste keer door de raad voor maatschappelijk welzijn in zitting van 28 juni 2021

          de omzendbrief van 24 juni 2021 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen

 

ARGUMENTATIE

Door de aangepaste berekeningswijze van de eindejaarstoelage, voor de eerste keer van toepassing op de eindejaarstoelage 2021, in te schrijven in artikel 188 van de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel met voorziene verhoging van het variabele gedeelte van 2,5 % van het jaarsalaris naar 3,6 % van het jaarsalaris wordt verder uitvoering gegeven aan het afgesloten VIA6-akkoord en aan het afgesloten sectoraal akkoord 2021 voor de personeelsleden van de lokale besturen.

 

FINANCIËLE GEVOLGEN

Er is voldoende budget beschikbaar.

Er is geen visum vereist.

 

Stemming op naam:

Met 15 stemmen voor (Nele Geudens, Jan Melis, Roger Verheyen, Luc Lievens, Jan Peys, Cris Rutten, Heidi Suls, Walter Verbraeken, François Tielemans, Jo Laenen, Griet Convens, Joris Janssens, Paul Van Dooren, Brigitte Peremans en Jos Tordoor), 4 onthoudingen (Mannu Dox, Rony Schuer, Frans Van Meensel en Peter Van den Broeck)

 

Besluit

Enig artikel

De raad voor maatschappelijk welzijn beslist navolgende aanpassing te doen aan de rechtspositieregeling voor het OCMW-personeel:

Onder titel 7 de toelagen, vergoedingen en sociale voordelen, hoofdstuk II de verplichte toelagen, afdeling 3 de eindejaarstoelage, artikel 188:

Artikel 188

'Het bedrag van de eindejaarstoelage is de som van het forfaitaire gedeelte en het veranderlijke gedeelte.

Het forfaitaire gedeelte en het veranderlijke gedeelte worden als volgt berekend:

  1. Het forfaitaire gedeelte:

a. het forfaitaire gedeelte bedraagt voor het jaar 2007: 317,53 euro.

b. vanaf 2008 wordt het forfaitaire gedeelte dat toegekend is tijdens het vorige jaar, telkens vermeerderd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het vorige jaar en de teller gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Het resultaat daarvan wordt berekend tot op twee decimalen nauwkeurig.

c. dit bedrag wordt verhoogd met 898,74 euro voor het OCMW-personeel, voor het personeel van woonzorgcentrum De Berk is dit inclusief de attractiviteitspremie zoals voorzien in artikel 304.

  1. Het veranderlijke gedeelte: 3,6 % van het jaarsalaris, aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Als het personeelslid in de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar geen of slechts een gedeeltelijk salaris ontvangen heeft, dan wordt het percentage berekend op basis van het salaris dat voor diezelfde maand betaald zou zijn als het personeelslid zijn functie wel volledig had uitgeoefend.'